Door een hiaat in de wetgeving is investeren in een tweede verblijf fiscaal bijzonder interessant. De federale en Vlaamse regels zijn namelijk niet op elkaar afgestemd. De vraag is wel: hoelang nog?
Sinds de zesde staatshervorming is de woonbonus, het fiscale voordeel dat je krijgt wanneer je leent om een eigen woning te kopen of (ver)bouwen, een Vlaamse bevoegdheid. De Vlaamse regering heeft de woonbonus meteen teruggeschroefd. Voor hypothecaire leningen die na 1 januari 2015 afgesloten zijn, zijn er daardoor drie belangrijke wijzigingen:
- Het basisbedrag van de kredietaflossing die voor de woonbonus in aanmerking komt, daalt van 2.280 euro naar 1.520 euro.
- De effectieve belastingbesparing wordt niet meer berekend tegen de hoogste aanslagvoet van vijftig procent, maar wel tegen veertig procent. De maximale jaarlijkse belastingbesparing bedraagt zo nog 912 euro per persoon.
- De bedragen worden niet meer geïndexeerd voor de inkomstenjaren 2014 tot en met 2017.
De nieuwe Vlaamse spelregels hebben wel enkel betrekking op hypotheekleningen die afgesloten zijn voor de eigen woning. Dat is het pand dat je met je gezin zelf bewoont, en dus niet verhuurt. Voor kredieten afgesloten voor onroerende goederen die je verhuurt, is de oude federale woonbonus nog steeds van toepassing.
Die is een pak voordeliger, want de regering-Michel heeft nog geen stappen ondernomen om de fiscale regels minder soepel te maken. De jaarlijkse belastingsvermindering voor kapitaalsaflossingen bij een tweede woning bedraagt maximaal 678 euro per persoon. Dat is minder dan bij de nieuwe Vlaamse woonbonus, maar ook de intresten zijn fiscaal aftrekbaar. Dat levert al snel nog eens meer dan 1.000 euro op.
Particuliere beleggers die lenen voor een investeringspand, kunnen dus heel wat voordeel putten uit de enigszins bizarre constructie. Snel zijn is echter de boodschap, want N-VA, Groen en SP.A lieten al optekenen dat de regering-Michel de kromme situatie zo snel mogelijk moet rechttrekken.